Herstel begint daar waar er een keerpunt is
23 januari 2020 | verhaal
Een zware en tegelijkertijd mijn mooiste beleving
Ik zit op een bankje midden in bos. Het is een dennenbos. De bomen zijn bruin aan de onderkant en ze hebben groene toppen. Ik ben er alleen en kijk uit op een weide midden in het bos. De wei is leeg en er hangt nevel over de grassprieten. Het prikkeldraad rondom het weiland hangt er slapjes bij, genageld aan verrotte palen die nog net overeind staan.
Het is een trieste dag voor mij. Ik ben alleen en ik voel me eenzaam. De tranen staan in mijn ogen en ik voel rauwheid in heel mijn lijf. Geestelijk ben ik uitgeput. Ik heb teveel klappen moeten incasseren. Ze zeggen dat ik ernstig ziek ben, psychisch wel te verstaan. Het verdriet gaat over mijn identiteit. Ik mag er niet zijn zoals ik ben. Het gedrag wat ik vertoon wordt afgedaan als vreemd.
Wat wil ik nog in het leven? De bodem heb ik bereikt. Langzaam neemt het verdriet het van mij over en beland ik in mijn eigen schulp. Mijn waarneming vernauwt zich naar mijn eigen gedachtenwereld. Zelfs ik ben er niet meer. Ik ga op in een gedachtenflard en weg ben ik. Met mijn verdwijning laat ik iedereen achter. Mijn familie, vrienden en kennissen. Werk had ik al niet meer en ik dwaalde de laatste tijd nog alleen maar als een spook door de stad.
Aansluiting had ik niet, zelf niet als ik vriendelijk de mensen om me heen begroette. Wat wil ik nog in het leven? Als een zieke de rest van mijn leven doorbrengen. Moet ik al die tijd nog gaan horen dat ik niet spoor? Ik voel me op een hoop gegooid die nog opgeruimd moet worden. Er rest voor mij alleen doodgaan en dan ben ik eindelijk af van de bruutheid van het leven.
Op het bankje maak ik de beslissing om uit het leven te stappen en tegelijkertijd ontstaat er licht om me heen. Niemand die het kan zien. Alleen ik zie het. Het is een wit lichtje dat me raakt in de kern van mijn ziel. Veel liefde, begrip, opluchting en warmte overvallen me. Ik kijk er niet meer van op, want wat betreft waarnemingen heb ik al veel vreemdere dingen mogen ervaren. Dit lichtje is echter anders dan die andere ervaringen. Dit lichtje steunt me en het komt voor me op. Het staat voor wie ik ben en het laat me voelen dat ik oké ben zoals ik ben.
Met mijn tranen nog in mijn ogen veer ik een beetje op. Ik voel de liefde van het lichtje. Het is zacht en teder en het maakt dat ik verbinding maak met het universum om me heen. Daar aan de andere kant is ineens hier en nu geworden. Ik voel mijn zielenfamilie en daar ga ik. Ik word intens gelukkig. De tranen rollen over mijn wangen van geluk. Ik voel me verbonden. Ik voel mezelf in wie ik ben. Alle stormen in mij luwen en ik vind diepe rust. Ja, ik mag er zijn. Misschien niet van de mensen me om heen maar wel van al die dierbaren die al heen zijn gegaan.
Zij voelen met me mee. Ze zien niet alleen het moment waarin ik leef maar mijn hele zijn. Ze zien waar ik vandaan kom en waar ik naartoe zou kunnen gaan. Zij steunen mij en steken mij een hart onder mijn riem. Ja, mijn leven gaat door. Ik moet me ontworstelen aan al mijn meegekregen normen en waarden. Alleen dan kan ik mezelf gaan zien en zijn. En zij steunen me in deze tocht. Zij weten dat ik oké ben en wat ik ook nog tegen ga komen: het mag er zijn, voor- en tegenspoed.
Ik voel me gedragen door allen die mij daar op het bankje midden in het bos hebben gered. Ik wil niet meer alleen bestaan, maar léven. Ik ga ontdekken wie ik ben en zoeken wat bij mij past. Wat ik het liefste doe, wat in mijn hart ligt, besluit ik te gaan doen.
Dit besluit geeft me hoop en kracht en ik sta weer op van het bankje. Het was zwaar en intens verdrietig, maar deze ervaring heeft me het mooiste moment in het leven gegeven. Jezelf mogen voelen vanuit het zicht van diegenen die al heen zijn gegaan.
Kars Wuisman